Let’s go back to the drawing board! #BlimageNL

Onderwijs, Onderwijs en leiderschap, Onderwijs management

Via Twitter werd ik door Frans Droog uitgedaagd om een blog te schrijven over onderwijs aan de hand van een van de vier door hem gekozen afbeeldingen en dit te delen met de hashtag #blimageNL  . Normaal ben ik niet zo van de challenges, maar in dit geval besloot ik hem toch aan te nemen. Ten eerste is het veel te lang geleden dat ik een blog plaatste. Ooit had ik een mooi blogschema voor mezelf, maar wanneer je dat even loslaat… Daarnaast vind ik het #blimage initiatief erg leuk: schrijven aan de hand van beelden maakt je boodschap nog krachtiger en het geeft een focus aan. Vervolgens werd ik direct nogmaals uitgedaagd door Ankie Cuijpers. Dat werd me toch wat veel van het goede, zo in die vakantieperiode, maar mischien dat ik de suggestie van Frans ter harte neem: een Nederlandse blog onder #blimageNL en een Engelse onder #blimage. Let’s see…

foto-autoschool1

Deze foto kies ik. Een foto van een kaal, hoekig, groot gebouw dat duidelijk een school is met ervoor een geparkeerde eenzame auto. Dit beeld roept direct verschillende gedachtes en gevoelens bij me op. Te beginnen met de gevoelens en wel die van aversie. Veel schoolgebouwen zien eruit als dit gebouw: weinig inspirerend. Ik kan me voorstellen dat je met nogal wat reserves en onzekerheden een dergelijk gebouw inwandelt als je 12 bent en naar de “grote school” gaat. Hier moet je het dan gaan doen, vier, vijf of zelfs zes jaar lang. Hier ga je het grootste gedeelte van je puberteit doorbrengen. Hier ga je ontpoppen van kind tot jong volwassene. Dat is nogal wat. Bij deze ontwikkelingen hoort toch eigenlijk een veel inspirerender gebouw? Functionaliteit is toch zeker niet het enige dat telt?

Aan de binnenkant van schoolgebouwen wordt tegenwoordig vaak meer aandacht besteed. Zo hebben veel scholen naast functioneel meubilair ook nog wel wat “gezellige hoekjes”, is er steeds meer aandacht voor werkplekken waar overleg kan plaatsvinden en is kleur ook geen vies woord meer. Toch mis ik vaak de warmte, de originaliteit en de humor. Zomaar drie aspecten die volgens mij horen bij een ambitieuze omgeving waar tieners zich moeten kunnen ontwikkelen, waar zij hun eerste liefdesgeluk en -verdriet beleven en hun eerste stappen richting volwassenheid zetten.

Er gaat veel geld gemoeid met nieuwe gebouwen. Mensen binnen scholen (vaak conrectoren) hebben soms meer dan een dagtaak aan het “begeleiden” van de bouw, de architect levert meerdere tekeningen aan en er wordt vooral gekeken naar functionaliteiten van de toekomst. Al dat geld dat niet in het onderwijs zelf gaat moet natuurlijk wel een gebouw opleveren dat nog minstens 25 jaar als niet achterhaald gezien wordt. Wat overigens direct impliceert dat men denkt te weten hoe ons onderwijs er over 25 jaar uit ziet. Dat is overigens niet zo gek, aangezien het onderwijs zoals het nu nog op veel scholen is al meegaat sinds de industriële revolutie.

Naast aversie voel ik ook heimwee. Sinds vorig jaar werk ik niet meer op “mijn schooltje”. Ook een gebouw met afschuwelijke platen aan de buitenkant, hoekig en niet als “mooi” te bestempelen. In ruil daarvoor mag ik nu op heel veel scholen binnenkijken, maar dat neemt niet weg dat ik “mijn gebouw” zo nu en dan wel mis. Overigens mis ik dan vooral de leerlingen die in dat gebouw lopen en soms ook mijn collega’s die in dat gebouw werken. Iedereen heeft zijn eigen plekjes, eigen routines en eigen favorieten. Zo ook ik. Ik hield van de lichtinval van mijn kamer, van de lokalen “aan de overkant” en van de aula, waar het licht langs alle kanten binnenviel. Een schoolgebouw kan aanvoelen als een tweede huis. Als je de luxe van een “eigen lokaal” kent, dan richt je dat in alsof het je eigen huiskamer is en dat voelt fijn, vertrouwd. Als je bedenkt wat er in de school gebeurt, het geluk dat er gevierd wordt, het verdriet dat er gedeeld wordt en het teamwork dat er plaatsvindt, dan is een schoolgebouw het fijnste gebouw dat er bestaat, zeker om te werken. Of het er nu inspirerend, mooi of saai en lelijk uitziet, dat maakt niet zo uit. Toch?

Ik merk dat ik het belangrijk vind dat een schoolgebouw voldoet aan de eisen om goed te kunnen leren en daarnaast ruimte biedt aan de ideeën van de mensen die er werken en leren. Goede faciliteiten als een snel en degelijk wifi netwerk moeten prevaleren op de hoogste kwaliteit plafondplaten, volgens mij en de visie van de school op onderwijs hoort de (in)richting van het gebouw aan te geven. Leren is een sociale activiteit, dus ontmoetingen en contacttijd moeten er altijd zijn. Of dat in de vorm van een traditioneel schoolgebouw moet zijn is natuurlijk nog maar de vraag. Misschien kunnen we al dat geld wel veel beter of anders besteden zodat meer geld ten goede komt aan het primaire proces, aan daadwerkelijk onderwijs, aan project-gebaseerde onderwijsopdrachten. Dat zou van ons eisen dat we anders gaan denken over onderwijsruimtes. Zou je een school niet kunnen integreren in een buurtcentrum, waar ook allerlei sportverenigingen gehuisvest zijn, waar bejaarden komen om bingo te spelen, waar jonge moeders met hun baby naar het consultatiebureau gaan, waar jonge, creatieve ondernemers hun eerste onderneming opzetten, waar (ed)tech-developers de nieuwste technieken ontwerpen en testen en waar mensen komen om te revalideren? Oh ja, en waar medewerkers van al die activiteiten hun kinderen naar de opvang brengen? Om maar een paar suggesties te noemen. Naast dat het combineren van functies meer mogelijkheden biedt om zaken te financieren zorgt het ook direct voor een meer contextrijke omgeving. We leiden leerlingen op voor beroepen die nog niet bestaan of die nog maar net zichtbaar worden, dus laten we ons vooral richten op een zo breed mogelijke oriëntatie, op het de leerling in contact brengen met allerlei groepen in de samenleving en op het ontvonken van aanwezig maar wellicht nog onontdekte talenten en affiniteiten.

Dit is een deel van de gedachten die de foto van Frans bij mij oproept. Dat is vast niet wat het bij iedereen oproept en dat is precies waarom ik dit een leuk initiatief vind: een beeld zegt meer dan duizend woorden (te veel woorden, ook hier, sorry daarvoor, want ik wilde eigenlijk onder de 500 blijven ;-)) en iedereen zal andere woorden kiezen bij dezelfde afbeelding. Verschil moet er zijn.

Ik #blimageNL uitdaging gaat naar Maaike Zijm. Niet alleen omdat zij een bevlogen onderwijsmens is, maar ook omdat ze zelf erg mooie plaatjes maakt, waar andere genomineerden dan weer veel plezier aan kunnen beleven. Maaike, welke van de onderstaande foto’s spreekt jou het meest aan om er een onderwijsblog over te schrijven? Ik ben benieuwd!

IMG_3814 IMG_1401 copyIMG_0994

Er zijn of niet zijn: een uitdaging voor schoolleiders (gastblog door Leezan van Wijk)

Onderwijs en leiderschap, Onderwijs management

Er zijn of niet zijn, is dat de vraag?

Wanneer is er nog verwachtingsvol naar jouw komst uitgekeken? Kun jij je de laatste keer nog herinneren dat je ergens met open armen werd ontvangen? Dat mensen jou met tranen in hun ogen aankeken alleen al om het simpele feit dat je er was?

Volwassenen kunnen zich zelden iets herinneren van hun eerste levensjaren, een verschijnsel dat ‘infantiele amnesie’ wordt genoemd. We moeten het dus vooral hebben van foto’s en anekdotes uit onze babytijd. Het meest gedenkwaardige moment uit ons leven bestaat niet uit een of andere heldhaftige actie zoals bijvoorbeeld het moment dat je je diploma van de master integraal leiderschap in handen krijgt noch uit het moment dat je je formatie rond hebt gekregen en zelfs niet het ogenblijk dat je met je school bovenaan de Dronkers-lijst prijkt. Nee, niets van dat alles. Het meest gedenkwaardige moment uit ons leven is het moment dat er verwachtingsvol naar ons werd uitgekeken, dat we met open armen werden ontvangen en het moment dat mensen ons met tranen in de ogen aankeken. En daar hebben we niks meer of minder voor moeten doen dan geboren worden, er eindelijk zijn. Het is waarschijnlijk de ironie van het leven dat het belangrijkste moment ook meteen het moment is dat totaal aan onszelf voorbij is gegaan.

Er zijn. En dat dat blijkbaar al gedenkwaardig genoeg is. Hamlet had nogal wat moeite om een juiste levensinvulling te vinden, na de moord op zijn vader werd hij geteisterd door de twijfel om wel of geen actie te ondernemen in zijn leven, zo erg dat de dood voor hem een reële optie was: ‘zijn of niet zijn, dat is de kwestie: of het nobeler is om te lijden onder alles wat het wrede Lot je toeslingert of om de wapens op te nemen tegen een zee van zorgen en er al vechtend een einde aan te maken?’ Nee, dan het marketingteam van het chocolademerk Merci, die hebben de zijns-vraag mijns inziens goed begrepen, al sinds de jaren ’90 dringt de volgende zoetsappige tune door onze huiskamers: ‘jij bent het lichtste puntje aan mijn horizon, jij bent de kleurenpracht op mijn grijze dag, je bent de zonnestraal in mijn wintertijd, merci dat jij er bent.’ In het reclamefilmpje zelf gebeurt er niet zoveel, je ziet mensen elkaar aankijken, met open armen op elkaar aflopen en huilend in de armen vallen. Einde.

De afgelopen periode kon ik me meer identificeren met het vraagstuk van Hamlet dan met de tune van Merci: op de eerste dag op mijn nieuwe werkplek zit ik in de aula naast collega X, als nieuwjaarscadeau is er een muziektheatervoorstelling door de directie geregeld, het is een interactief programma dat gaat over ‘werkdruk’ en op een gegeven moment krijgen wij als publiek de opdracht om aan onze buurman/-vrouw te vertellen wat we ’s nachts in bed aan hebben, inderdaad, om aan onze buurman/-vrouw te vertellen wat we ’s nachts in bed aanhebben. Collega X heeft er zin in en vertelt mij onomwonden dat hij ’s nachts naakt slaapt, hij kijkt mij verwachtingsvol aan. Drie uur later staat Collega Y aan mijn bureau, hij wilt het met mij graag over zijn studie hebben, de lerarenbeurs loopt dit schooljaar af en hij is nog laaaaang niet klaar, hij staat op de transferlijst, hij geeft toe het allemaal niet zo handig te hebben aangepakt het afgelopen jaar, zat vaak achter de playstation, zijn kinderen of zijn vrouw aan. Of er misschien toch nog iets geregeld kan worden? Ik meen vocht in zijn ogen te zien als hij mij aankijkt. Na twee weken kennismakingsgesprekken gevoerd te hebben, ken ik de slogan van mijn nieuwe onderkomen al uit mijn hoofd: ‘School Z, een organisatie met te veel, onduidelijke, nutteloze en beperkende regels’. Ik vraag me af hoe open de armen zijn waarmee ik ontvangen ben.

Het roept bij mij een dieperliggende vraag op, namelijk wat er niet alleen van mij, maar wat er überhaupt van ons als schoolleiders wordt verwacht? En, niet onbelangrijk, wat mogen we daarin van onszelf verwachten? Er is een steeds groter wordend scala aan mogelijkheden dat wordt geschetst, voorwaarden die worden gesteld en eisen die hard worden gemaakt als het om goed onderwijs gaat. Maar zijn deze verwachtingen, voorwaarden en eisen wel zo reëel? Of wordt het tijd om in te gaan zien dat onze cirkel van invloed maar heeeeel erg beperkt is.

Laten we even eerlijk zijn tegen elkaar: kampen wij als schoolleiders niet met twee grote problemen: a) we overschatten onze eigen capaciteiten en b) we overschatten onze invloed. Het is makkelijk om iets te doen, maar het is verdomd moeilijk om het goed uit te voeren. Nietwaar?

Zijn of niet zijn? Wat als ik niet kies voor de twijfel die Hamlet in een soort niemandsland hield maar als ik nu eens volop ga voor de boodschap van Merci: wat moet ik doen om dat zoetsappige gevoel tot uiting te brengen? Ik denk eerlijk gezegd dat het niet zoveel uitmaakt wat ik doe. Maar goed, stel dat het wel uitmaakt, dan hebben we nog het gegeven dat er evenveel aanpakken als mensen zijn. In onderwijsland wordt de oplossing momenteel gezocht in een identieke werkwijze voor ons allemaal, maar in die werkwijze zit onze authenticiteit als professional, en juist dat willen we met z’n allen in een keurslijf stoppen zoals gedifferentieerd lesgeven, de vijf rollen van de docent, gepersonaliseerd leren, digitaal onderwijs, etc. … . Er is –mijns inziens- een grote mythe die op dit moment rondzingt in onze sector: ‘er is een eenduidige aanpak die de complexiteit van het onderwijs beheersbaar maakt’.

Nogmaals, ik denk dat het niet zoveel uitmaakt wat we doen. De verbinding zit immers niet in het doen maar in het zijn. En het zijn doet niet aan het afvinken van acties, hoe heldhaftig ze ook zijn, het zijn stelt kritische vragen: over ons zelfbeeld, onze normen en waarden, onze eigenschappen, onze overtuigingen en onze motieven. De dialoog daarover echt aangaan met elkaar is niet voldoende, het is op dit moment meer dan genoeg.

In de reclame van Merci zie ik geen collega X naakt door zijn slaapkamer dansen noch komt Jet Bussemaker zwaaiend met de regeldrukagenda bij Pauw & Witteman aan tafel zitten en zelfs collega Y die met het zweet op zijn voorhoofd achter zijn playstation zit, haalt de selectie van Merci-momenten niet.

Er zijn of niet zijn. Dat is niet alleen de vraag, dat is de uitdaging.

Merci.

Leezan van Wijk

Als ik later groot ben, dan…

Onderwijs en leiderschap

We hebben als kind allemaal ideeën gehad over wat en wie we wilden worden als we “groot” waren. Voor de een is dat sneller duidelijk dan de ander, maar ieder kind denkt aan later. Alsof “later” een eindstation is. Naarmate we opgroeien, keuzes maken en een beroep kiezen blijkt dat “later” er altijd is. En dat je dus telkens opnieuw betekenis moet geven aan wat je wilt. Persoonlijke en professionele ontwikkeling liggen dicht bij elkaar en mogen wat mij betreft dan ook echt wel hand in hand gaan. Lastig kan het wel zijn, want door jezelf open te stellen voor constante ontwikkeling, verrijking en groei, verplicht je jezelf ook om kritisch in de spiegel te blijven kijken en om je te omringen met mensen, situaties en omstandigheden, die je helpen groeien. Leuk, mooi, maar ook spannend, eng en soms confronterend.

In het onderwijs ben ik grofweg twee groepen docenten tegengekomen. De ene groep weet al van kinds af aan dat hij of zij het onderwijs in wilt en is vaak direct na de middelbare school de docentenopleiding begonnen en aan de slag gegaan. De andere groep heeft eerst een ander pad gekozen en is pas later, door welke reden of overweging dan ook, in aanraking gekomen met het onderwijs. Elke school kent een mix van dit soort docenten. De startgedachten zijn vaak heel divers en dat maakt het voor een schoolleider noodzakelijk om het professionaliseringsaanbod divers te maken en in te richten op differentiatie. Zoals elke leerling anders is, is ook elke onderwijskracht verschillend.

Met de huidige berichten, notities en eisen op het gebied van onderwijsprofessionalisering vanuit de docenten zelf, de scholen, ouders, overheid en dus ook de inspectie, ontkom je er als schoolleiding niet aan om professionalisering prominent op de agenda te zetten. Maar waar start je? Het samen betekenis geven aan veel gebruikte onderwijstermen is een mooie exercitie. In groepen, goot of klein, inventariseer je wat men verstaat onder termen als “professionalisering”, “differentiatie”, “opbrengst gericht werken”, “data-gericht sturen”, “passend onderwijs in de les”, “mentoraat”, etc. Deze oefening helpt het gesprek op gang te brengen en om samen meer op de lijn te komen die past bij de door de school geformuleerde visie. Dit betekent niet dat iedereen hetzelfde moet gaan denken over de betekenis van de woorden. Integendeel. Het geeft een idee van wat er leeft, het maakt het bespreken van verschillende noties en ideeën bespreekbaar en het haalt eventuele weerstand boven tafel. Het is vervolgens aan de schoolleider of de schoolleiding om de kaders te scheppen. Alle overige medewerkers kunnen vervolgens binnen die kaders mogelijkheden en wegen bedenken waarbij de vooraf SMART geformuleerde uitkomsten het beste behaald worden. Door met elkaar af te spreken dat je het samen doet, met ieder zijn eigen taken en bevoegdheden, is een stap richting een meer professionele cultuur gezet. 

Op veel scholen gebeurt al heel erg veel en worden er mooie stappen gemaakt, waarbij er telkens naar de behoeften van de leerlingen gekeken wordt. Onderwijs is voor onze leerlingen. Zij zijn het belangrijkste. Dat neemt niet weg dat de school natuurlijk altijd moet proberen de beste werkgever te zijn en daardoor oog moet hebben voor de leerbehoeften van haar team. Kwaliteit maak je samen.

Aanrader voor schoolleiders is het boek Leading Schools in a Data-Rich World dat aan de hand van toegankelijke theorie, oefeningen en opdrachten, leiders helpt om een solide fundament te leggen voor schoolleiding in deze roerige, maar interessante tijden. 

Happy learning!

Patricia

Ik ga op studiereis en ik neem mee….

Onderwijs en leiderschap

De tijd dat een docent met enige organisatorische kwaliteiten en een lange adem op de stoel van “het hoofd” ging zitten is voorbij. Schoolleider is een heus vak tegenwoordig en een duidelijke keuze. Je moet kennis hebben van de Wet op onderwijs, oog hebben voor zowel docenten, ouders, leerlingen en allerlei overige deelnemers van binnen en buiten de organisatie, je moet een visie hebben en deze ook nog eens concreet kunnen maken en uitdragen, je moet leiderschapskwaliteiten bezitten en altijd bereid zijn om door feedback en reflectie te leren en te verbeteren. Geen wonder dat professionaliseren van schoolleiders een hot item is.

Er wordt veel gesproken over professionalisering van docenten, zowel door docenten zelf, hun werkgevers, als door het politieke veld. Dat is ook goed, zeker nu de onderwijsvraag zo ingrijpend en zo snel verandert. Wat misschien minder gehoord wordt is de gesprekken over professionalisering van schoolleiders, terwijl die echt wel gevoerd worden. En wat ook erg noodzakelijk is. Het schoolleidersregister is niet minder belangrijk dan het lerarenregister en zonder in te gaan op of deze registers nu een goed idee zijn of niet, verplicht moeten zijn of niet of hoe ze precies ingericht en beheert moeten worden, het blijft een aantrekkelijk idee om al je scholing, zowel formeel als informeel, ergens te kunnen registreren.

Er zijn diverse activiteiten mogelijk om je te ontwikkelen. De een heeft voorkeur voor (doorgaans) langere trajecten en formeel onderwijs, zoals een Master Schoolleiderschap of een Master SEN, de ander heeft meer aan informele leerkansen door deelname aan Edcamps, intervisiebijeenkomsten of workshops binnen verenigingen als The Crowd. Een combinatie kan natuurlijk ook. Wat je ook doet om jezelf te blijven ontwikkelen maakt niet uit, zolang je zelf het gevoel hebt dat je activiteiten bijdragen aan je (persoonlijke) ontwikkeling.

Edutrainers van de Tumult Groep ontwikkelde samen met Dick de Groot een mooie combinatie van formeel en informeel leren voor schoolleiders. Door gebruik van literatuur, intervisie tussen gelijkgestemden en bijeenkomsten op inspirerende locaties krijg je als schoolleider handvatten om de schoolvisie nog concreter te maken of aan te scherpen en om deze helder uit te dragen. Het gebruik van ICT heeft ook een belangrijke plaats in deze sessies.  Heb je zin in een school(leiders)reisje waarin interessante ontmoetingen, formeel en informeel leren samenkomen? Kijk dan eens hier. Een factsheet vind je hier.

Happy learning!

Patricia

Het Efficacy Framework van Pearson: Maak je onderwijs echt beter.

Onderwijs en leiderschap

FullSizeRender

Vorige week donderdag was ik samen met het TeachPitch team te gast bij Pearson in London voor een efficacy workshop. Onze gastheer en workshop leider, Kelwyn Looi, nam ons mee naar een mooie ruimte waar we rustig zouden kunnen werken. Naast het feit dat het uitzicht STUNNING was, vond ik ook de workshop echt de moeite waard.

Efficacy, dat zich laat vertalen door doeltreffendheid of effectiviteit, is volgens Pearson de  manier om het onderwijs te veranderen. Belangrijk is dat de aandacht wordt verplaatst van de input naar de output. Oftewel: alles moet gericht zijn op de uitkomsten van het leerproces. Wat heeft een leerling echt geleerd? Hoe heeft het geleerde zijn of haar leven positief veranderd? Om te leren je product door deze bril te bekijken, heeft Pearson het Efficacy Framework ontwikkeld. Het kan worden ingezet om te bekijken of jouw product of materiaal ook werkelijk datgene doet wat jij zou willen of wat jij verwacht dat het doet. Je kunt dit model gebruiken als uitgever, als bedrijf in de onderwijsmarkt, maar zeker ook als docent of als schoolleider.

Het framework bestaat uit 4 hoofdonderwerpen die weer in 3 sub-onderwerpen zijn verdeeld. Vervolgens ga je met je team, sectie, MT, of welke samenstelling je dan ook hebt, aan de slag door elk onderwerp tegen het licht te houden en  te beoordelen met een kleur. De kleur geeft de prioriteit aan van de acties die je moet nemen. Door je gewenste uitkomsten heel specifiek te maken, werk je doelgericht naar die uitkomsten toe en zie je snel waar je plan bijgesteld moet worden. Deze video legt je in 5 minuten uit wat het is.

IMG_2291

IMG_2292

Ik moest direct denken aan het inmiddels zeer bekende “opbrengst gericht werken”. Daar waar deze term nog wel eens de plank mis slaat, is het idee natuurlijk prima. Immers, je lessen zijn geen bezigheidstherapie, je wilt dat leerlingen echt iets leren. Daarnaast heeft elke school een missie die altijd gericht is op de ontwikkeling van haar leerlingen. Door je visie, je missie, je schoolplan en andere ideeën door de efficacy framework bril te bekijken, zal het makkelijker worden je standpunten te duiden en naar buiten te brengen. Naast ontwikkeling van leerlingen is ontwikkeling van docenten ook een speerpunt voor schoolleiders. Door heel duidelijk te formuleren wat de uitkomst van professionalisering moet zijn, kun je als schoolleiding ook aan de slag met gerichte acties die bijdragen aan het ontwikkelen van een professionele cultuur. Het framework kan je dus helpen bij het daadwerkelijk implementeren van opbrengst gericht werken binnen een (meer) professionele cultuur.

Voor mij komt het bij efficacy neer op het helder krijgen van de juiste acties. Wat moet ik doen om bepaalde gewenste uitkomsten echt te realiseren? Hoe straight forward, to the point en “zakelijk” het framework ook mag lijken, ik zie er idealisme in: ECHT samen voor ECHT beter onderwijs!

Patricia

Hoe maak je professionaliseren in het onderwijs toegankelijk en succesvol?

Onderwijs en leiderschap

Onderwijs is een interessante branche. Nergens hebben werknemers zoveel ruimte om hun eigen ding te doen als in het onderwijs. Als school ben je nog behoorlijk afhankelijk van de bereidheid van een docent als het gaat om inbreng, vernieuwing en verbetering. Iedereen weet: wanneer die deur dicht gaat, is het volledig aan de docent. En dat is goed. Meestal.

Een docent moet heel veel: interessante lessen voorbereiden, werken met veel verschillende groepsdynamieken, volle klassen, administratie, correctiewerk, noem maar op. De laatste jaren worden er aan de docent ook steeds hogere eisen gesteld. Dat is niet makkelijk, maar wel een gegeven. Toch zijn er nog steeds docenten die een toets zonder blikken of blozen al jaren hergebruiken, zonder deze na te lopen. Soms zie je zelfs nog handgeschreven exemplaren voorbij komen. Er zijn docenten die altijd, een heel lesuur aan het woord zijn en die verwachten dat leerlingen luisteren, noteren en leren. Zo niet, dan ligt het aan de leerling, niet aan de (uitgebreide) uitleg, zo vinden zij. Dat klinkt negatief, maar zo is het niet bedoeld. We weten allemaal dat er docenten zijn die niet het beste resultaat leveren en die niet aansluiten bij het 21ste eeuwse kind. Dat wil echter niet zeggen dat zij dat niet zouden willen. Vaak willen docenten, die al jarenlang op een zelfde wijze les geven, best leren, veranderen en meer naar toepassingsgericht onderwijs gaan, maar weten ze simpelweg niet hoe. En als je iets al jarenlang doet, vaak met redelijk resultaat, dan blijf je dat ook vaak doen. Veranderen is eng en dat ziet niet iedereen zitten. Zeker niet als je geen vertrouwen hebt in de begeleiding naar iets anders.

Zoals van docenten verlangd wordt dat zij hun leerlingen begeleiden naar zelfstandige mensen, met vaardigheden die hen een leven vol voorspoed moet brengen, zo mag er van de schoolleiding verlangd worden dat zij haar docententeam begeleidt naar de meeste leerwinst, het beste docentschap en naar veel werkplezier. Hierbij moet zeker zoveel aandacht zijn voor differentiatie als dat er door de inspectie aandacht is voor differentiatie voor leerlingen. Geloof me, dat is niet gering… Maar ook hier geldt: veel schoolleiders willen wel, maar weten niet hoe.

Met al die goede bedoelingen, en die zijn er echt, heb je echter nog geen enkel resultaat. Hoe kunnen wij het onderwijsveld nu zo professionaliseren, dat werken aan verbetering, excellentie en talent-management de normaalste gang van zaken wordt met een heel bekend en toegankelijk plan van aanpak? Is het schoolleider- en lerarenregister een eerste stap? Is er een model te bedenken die recht kan doen aan alle vragen naar professionalisering? Is het nodig om dit centraal te regelen? En vooral: wie bepaalt wat goed is? Is dat de PISA ranglijst? Is dat de inspectie? Zijn dat ouders en leerlingen? Of zijn het de leraren zelf? Meer vragen dan antwoorden op dit moment! Weet jij het?

Patricia

Herfstvakantie: Tijd voor reflectie!

Onderwijs en leiderschap

De herfstvakantie is een mooi moment voor reflectie. Het schooljaar is weer eventjes op weg, maar het begin ligt nog redelijk vers in het geheugen. De vakanties worden door onderwijsmensen onderling heel verschillend beleefd. Ziet de ene docent het als een welverdiende time off om weer bij te kunnen tanken voor de komende, grof geschat, 8 weken bikkelen, de ander zal dit moment meer invullen als lesvrije periode waarbinnen de aandacht vooral gaat naar voorbereiding, ontwikkeling van nieuw materiaal en professionele ontwikkeling. Hoe je de vakantie ook spendeert, het inbouwen van een reflectiemoment kan je heel veel opleveren. Dit geldt zeker ook voor schoolleiders. Door goed te reflecteren op de afgelopen periode en door je koers voor de komende periode aan te passen aan de uitkomsten van die reflectie, zul je merken dat je nooit achter de feiten aan loopt en dat je beter georganiseerd blijft. Je kunt sneller bijsturen waar nodig of gewenst en je bent beter in staat focus te houden. Daarnaast blijf je helder zicht houden op waar je naartoe gaat, wat je weer helpt mensen te kunnen blijven motiveren.

Je hoeft niet aan de slag met allerlei ingewikkelde of wetenschappelijke modellen, maar dat mag natuurlijk wel: whatever works for you! Vaak helpt het wel om jezelf wat houvast te geven door gebruik van een methode als STARR of de reflectiecirkel van Korthagen. Ga vooral voor de beste, meest direct toepasbare uitkomst. Stel jezelf vragen als:

  • Wat waren mijn plannen/voornemens aan het begin van het jaar en hoe staat het daar nu mee?
  • Ben ik nog steeds (of al) de schoolleider/docent/mentor, etc. die ik wil zijn?
  • Welke acties en/of activiteiten van de afgelopen periode maakten mij blij en/of succesvol?
  • Welke gebeurtenissen van de afgelopen periode waren minder of helemaal niet prettig?

Er zijn legio vragen die je jezelf kunt stellen om het beeld in de spiegel scherp te krijgen en soms is het best een moeilijke of confronterende opgave. Dat is niet erg, want daar leer je veel van. En als je in de “business of education” zit, is dat natuurlijk een van je hoofddoelen. Je kunt namelijk alleen een cultuur van “een levenlang leren” stimuleren als je dat zelf voorleeft. Dat brengt me bij mijn tip voor schoolleiders in dezen: lead by example! Laat altijd zien dat je het organisatiebelang voorop stelt door zelf te doen wat je predikt. Dus kom op tijd naar school, wees zichtbaar voor je team, heb je administratie op orde en behandel iedereen zoals je zelf behandeld wilt worden. Overigens geldt dit alles natuurlijk ook voor docenten die dagelijks veel van hun leerlingen verwachten…

Goed reflecteren is niet makkelijk! Heb jij een manier gevonden die werkt? Heb je ervaringen met modellen die voor jou juist helemaal niet werken? Ik ben benieuwd naar je verhaal. Laat me het weten via Twitter!

Fijne vakantie!

Patricia

Begin met WAAROM?

Onderwijs en leiderschap

Nadat ik van de week weer eens geattendeerd werd op het gedachtegoed van Simon Sinek, keek ik zijn TED talk nog eens terug. Alles wat hij zei deed me denken aan leiderschap in het onderwijs. Elke rector, conrector, afdelingsleider, coördinator en docent zou zich eigenlijk eens moeten verdiepen in het verhaal van deze man. Als je weinig tijd hebt om het boek te lezen, kijk dan de TED talk en oordeel zelf.

Het krachtigste stuk van de talk zit hem wat mij betreft in de staart: “There are leaders and those who lead”. Oftewel, je hebt leiders, schoolleiders, managers, docenten, die de leiding hebben vanwege een bepaalde rol in de organisatie. Rectoren leiden docententeams omdat er rector op hun kaartje staat. Docenten geven leiding aan klassen vol leerlingen omdat hun diploma aangeeft dat ze bevoegd zijn hiertoe. Daarnaast heb je degenen die leiden. Dit zijn de mensen die je kunnen inspireren, die je graag wilt volgen, voor wie je uren doorwerkt, bloed, zweet en tranen laat. Dit zijn de mensen met een visie, met een droom, met een authentieke overtuiging en passie voor wat zij doen. Dit kunnen dezelfde rector en docent zijn, maar dat hoeft niet. Sterker nog, dat is vaak niet het geval.

Als je telkens terug gaat naar je eigen visie en de visie van de school, dan is het vinden van jouw WAAROM geen onmogelijke opgave. Niet iedereen is even charismatisch of inspirerend van nature, maar waarom zou je hier niet in investeren? Als leerlingen je inspirerend vinden zullen ze meer van je aannemen en harder voor je werken. Als je docententeam je inspirerend vindt dan komen ze vanzelf met goede ideeën die de school nog beter maken. Een inspirerende omgeving zorgt ervoor dat de cultuur van beheersbaarheid plaats kan maken voor een cultuur van autonomie, zingeving en meesterschap (de drie pijlers van The Crowd, waar ook veel inspiratie te halen valt voor zowel onderwijsgevenden als onderwijsleiders).

Het principe van de gouden cirkel en het starten met de waarom-vraag is vooral toegankelijk voor het onderwijs. Daar waar het voor een fabrikant van kruiskopschroevendraaiers misschien niet zo makkelijk is om de grote waarom-vraag te vertalen is dat voor een onderwijsinstelling juist wel. Alle onderwijsmensen zijn ooit begonnen met een ideaal, alle onderwijsmensen gaan voor die leerling of die student en stiekem willen alle onderwijsmensen net zo inspireren als LouAnne Johnson uit Dangerous Minds. Toch? Ooit wisten we heel goed WAAROM we het onderwijs in wilden en velen weten dat nog steeds. Maar vraag je eens af of je er daadwerkelijk naar leeft. Ik weet zeker dat het bewust nadenken over jouw visie en jouw overtuiging je kan helpen bij het nog beter worden in je werk. Daarnaast maakt het je werk ook leuker, interessanter en makkelijker. Wat denk jij?

Mocht je een beknopte toelichting van het model in het Nederlands willen lezen, dan kan dat hier.

Fijn weekend!

Patricia

De bedrijfsvoering van een school: samen sterk

Onderwijs en leiderschap, Onderwijs management

Een school is eigenlijk net een bedrijf, toch? Om een sterk product of een goede dienst te kunnen leveren moet je intern goed op elkaar ingespeeld zijn en van elkaar weten wie wat doet. Het OOP, het OP en de directie hebben allemaal een belangrijke taak in die samenwerking. Jammer dat je dan toch nog vaak een “wij-zij-cultuur” ziet op scholen. Docenten geven af op het management, want “die zitten daar maar snode, onrealistische plannen te maken.” Het OP voelt zich vaak niet gesteund door de docenten, want “ze denken dat ze meer zijn dan wij.” De directie snapt op haar beurt niet waarom al die docenten nou zo moeilijk doen: “je hoeft toch alleen maar je lessen te geven en je aan de plannen te houden”?. Misschien een beetje zwart-wit, maar voor vele scholen wel herkenbaar denk ik. In mijn optiek is het allemaal terug te voeren naar communicatie en wederzijds begrip. Nu zijn dat hele brede begrippen en is het zaak om deze dus inhoud te geven.

Voordat je elkaar kunt begrijpen en waarderen zul je eerst moeten weten wat de ander allemaal doet. Waar bestaan je werkzaamheden uit? Wat doe je allemaal op een dag? Door het voor elkaar inzichtelijk te maken zie je wat de ander doet en waar hij of zij tegenaan loopt. Vaak is de erkenning al voldoende om meer begrip en bereidheid om elkaar te helpen te laten ontstaan.

Om de visie echt tot leven te brengen is het vervolgens belangrijk dat iedereen binnen de organisatie gaat kijken naar wat er daadwerkelijk in de brochure staat om vervolgens betekenis te geven aan die mooie woorden. Wat doe jij binnen de organisatie en hoe past dat bij de visie? Wat zou je kunnen veranderen om de invulling van je takenpakket beter aan te laten sluiten bij die visie? Vragen die je in een kleinere groep bestaande uit mensen uit alle drie de groepen, OOP, OP en directie/management, heel goed kunt beantwoorden. Door regelmatig tijd te maken voor dit soort sessies wordt het mogelijk om de visie uit te werken in concrete acties en handelingen en om deze visie vervolgens te verbinden met werkzaamheden, taken en functies binnen de gehele school. Op die manier wordt het daadwerkelijk een onderdeel van de dagelijkse gang van zaken.

Bijeenkomsten als deze moeten natuurlijk gestructureerd geleid worden, met een duidelijke kop-romp-staart, een te beheersen actielijst en duidelijkheid in eigenaarschap. Dergelijke activiteiten kunnen onder meer de volgende voordelen opleveren:

  • Er ontstaat meer begrip voor elkaar, wat de sfeer zal bevorderen.
  • Het wordt duidelijk welke activiteiten heel belangrijk zijn voor de identiteit van de school, maar ook welke activiteiten minder belangrijk zijn en misschien geschrapt kunnen worden.
  • Opbrengst gericht werken ontstaat op een meer natuurlijke manier.
  • Er kan effectiever gewerkt worden als er meer inzicht in werkzaamheden komt. Dit kan zorgen voor besparingen en bezuinigingen die ook echt effectief zijn en het onderwijs niet schaden.

Het doel moet altijd het zorgen voor een optimale leer- en leefomgeving voor leerlingen zijn. Hoe lastig het soms intern ook is, naar buiten moet de school als een sterk team overkomen, als een team waar je je kind met een gerust hart en vol vertrouwen laat leren en verblijven. Tevreden leerlingen en ouders zorgen voor een boost en voor continuïteit en daar zijn we natuurlijk allemaal naar op zoek.

Overzicht houden: focus op de visie

Onderwijs, Onderwijs en leiderschap

Als je docenten vraagt waarom ze docent wilde worden zullen weinigen je antwoorden dat het voor de vakanties is. Veel jonge docenten die direct na hun eindexamen naar de lerarenopleidingen gaan, zijn geïnspireerd door hele goede of juist (in hun ogen) veel minder goede docenten. Docenten die op latere leeftijd besluiten om het onderwijs in te gaan zijn vaak op zoek naar een meer betekenisvolle baan, naar zingeving. Zelf behoor ik tot die laatste categorie. Na jarenlang in diverse sales-functies te hebben gewerkt wilde ik graag meer verdieping. Ik wilde dat ik in mijn werk echt iets kon betekenen voor anderen. Als docent heb je zeker die mogelijkheid. Maar met het kiezen voor een onderwijsbaan en een enigszins idealistische intentie ben je er niet.

Op het moment dat je die docent bent moet je je goed afvragen wat voor docent je wilt zijn. Wat is je visie op onderwijs, op leren, op je functie? Waar ga je je op richten? Wat worden jouw pijlers waar je altijd op terug kunt vallen en die je altijd zullen helpen en steunen als je even bent vergeten waarom je ook alweer het onderwijs in wilde?

Een visie helder hebben en er naar handelen is niet iets wat alleen thuis hoort bij schoolleiders en bestuurders. Het is niet een mooie zin in een schoolgids. Een visie is een leidraad, een concept dat je helpt altijd het bos te blijven zien. Maar hoe kom je bij een visie? Aan docenten die net weer het schooljaar zijn gestart en misschien nu al leerlingen hebben verwijderd, strafwerk hebben uitgedeeld, ‘s avonds uitgeblust op de bank zitten en bedolven worden onder bergen administratief werk zou ik willen zeggen: waarom wilde je dit eigenlijk ook alweer? Schrijf op wat je verwachtingen zijn: van je school, je leerlingen, maar vooral van jezelf. Bedenk dan eens wat voor docent je wilt zijn: vind je vooral je vak heel belangrijk of richt je je liever meer op het pedagogische aspect van de baan? Hoe ziet jouw ideale werkomgeving eruit en wat is de realiteit? Door op deze manier eerlijk te reflecteren en op te schrijven wat je heel belangrijk vindt zul je dichter bij jouw eigen visie komen. Belangrijk! Vervolgens zou je je gevonden visie elke dag moeten uitspreken en je bedenken of je doet wat je zegt en doet wat je wilt.

Als docent heb je vooral met leerlingen te maken. Je hebt het meeste invloed op het reilen en zeilen van de school door je vooral te richten op je kerntaak, op het primaire proces, op de leerling. Elke dag mensen proberen te inspireren, coachen, begeleiden, ondersteunen en op het rechte pad houden…dat is geen makkelijke opgave, maar wel de belangrijkste taak binnen een school. Je bent niet alleen! Als jij helder hebt wat jouw visie is dan kun je op zoek naar mensen die dezelfde idealen aanhouden. Samen ben je sterker, beter en invloedrijk. Samen kun je inspireren maar ook geïnspireerd worden. Investeer in je Persoonlijk Leer Netwerk (PLN) en zoek companen waarmee je niet alleen het onderwijs beter maakt, maar vooral je werkomgeving idealer maakt. Houd de focus op de visie!

Patricia