Als ik later groot ben, dan…

Onderwijs en leiderschap

We hebben als kind allemaal ideeën gehad over wat en wie we wilden worden als we “groot” waren. Voor de een is dat sneller duidelijk dan de ander, maar ieder kind denkt aan later. Alsof “later” een eindstation is. Naarmate we opgroeien, keuzes maken en een beroep kiezen blijkt dat “later” er altijd is. En dat je dus telkens opnieuw betekenis moet geven aan wat je wilt. Persoonlijke en professionele ontwikkeling liggen dicht bij elkaar en mogen wat mij betreft dan ook echt wel hand in hand gaan. Lastig kan het wel zijn, want door jezelf open te stellen voor constante ontwikkeling, verrijking en groei, verplicht je jezelf ook om kritisch in de spiegel te blijven kijken en om je te omringen met mensen, situaties en omstandigheden, die je helpen groeien. Leuk, mooi, maar ook spannend, eng en soms confronterend.

In het onderwijs ben ik grofweg twee groepen docenten tegengekomen. De ene groep weet al van kinds af aan dat hij of zij het onderwijs in wilt en is vaak direct na de middelbare school de docentenopleiding begonnen en aan de slag gegaan. De andere groep heeft eerst een ander pad gekozen en is pas later, door welke reden of overweging dan ook, in aanraking gekomen met het onderwijs. Elke school kent een mix van dit soort docenten. De startgedachten zijn vaak heel divers en dat maakt het voor een schoolleider noodzakelijk om het professionaliseringsaanbod divers te maken en in te richten op differentiatie. Zoals elke leerling anders is, is ook elke onderwijskracht verschillend.

Met de huidige berichten, notities en eisen op het gebied van onderwijsprofessionalisering vanuit de docenten zelf, de scholen, ouders, overheid en dus ook de inspectie, ontkom je er als schoolleiding niet aan om professionalisering prominent op de agenda te zetten. Maar waar start je? Het samen betekenis geven aan veel gebruikte onderwijstermen is een mooie exercitie. In groepen, goot of klein, inventariseer je wat men verstaat onder termen als “professionalisering”, “differentiatie”, “opbrengst gericht werken”, “data-gericht sturen”, “passend onderwijs in de les”, “mentoraat”, etc. Deze oefening helpt het gesprek op gang te brengen en om samen meer op de lijn te komen die past bij de door de school geformuleerde visie. Dit betekent niet dat iedereen hetzelfde moet gaan denken over de betekenis van de woorden. Integendeel. Het geeft een idee van wat er leeft, het maakt het bespreken van verschillende noties en ideeën bespreekbaar en het haalt eventuele weerstand boven tafel. Het is vervolgens aan de schoolleider of de schoolleiding om de kaders te scheppen. Alle overige medewerkers kunnen vervolgens binnen die kaders mogelijkheden en wegen bedenken waarbij de vooraf SMART geformuleerde uitkomsten het beste behaald worden. Door met elkaar af te spreken dat je het samen doet, met ieder zijn eigen taken en bevoegdheden, is een stap richting een meer professionele cultuur gezet. 

Op veel scholen gebeurt al heel erg veel en worden er mooie stappen gemaakt, waarbij er telkens naar de behoeften van de leerlingen gekeken wordt. Onderwijs is voor onze leerlingen. Zij zijn het belangrijkste. Dat neemt niet weg dat de school natuurlijk altijd moet proberen de beste werkgever te zijn en daardoor oog moet hebben voor de leerbehoeften van haar team. Kwaliteit maak je samen.

Aanrader voor schoolleiders is het boek Leading Schools in a Data-Rich World dat aan de hand van toegankelijke theorie, oefeningen en opdrachten, leiders helpt om een solide fundament te leggen voor schoolleiding in deze roerige, maar interessante tijden. 

Happy learning!

Patricia